Technische Lijn
Is O’ Sensei werkelijk de grondlegger van het moderne Aikido?
(auteur : Stanley Pranin – voormalig hoofdredacteur van Aiki Journal)
Na jarenlang onderzoek en beoefening van aikido kwam ik langzamerhand tot een hypothese die tegen de conventionele wijsheid en de getuigenissen van een groot aantal shihans, die beweerden jarenlang te hebben gestudeerd onder of aan de zijde van O’ Sensei, inging. Ze beweerden dat hun Aikido het Aikido is van de grondlegger, Morihei Ueshiba.
Ik had door de jaren heen talloze seminars bijgewoond in de Verenigde Staten door verschillende Japanse leraren en maakte diverse reizen naar Japan, waar ik trainde met de meeste bekende leraren.
Mijn theorie was gewoon dat het Aikido zoals we het nu kennen niet het Aikido was die werd beoefend en onderwezen zoals door O’ Sensei, maar eerder een aantal afgeleide vormen ontwikkeld door de belangrijkste studenten die relatief korte periodes bij en onder O’ Sensei hebben getraind. Dit zou een verklaring zijn voor het verschil in stijlen, het relatief beperkt aantal onderwezen technieken, en het ontbreken van een Omoto-achtig religieus perspectief in de moderne vorm van de kunst. Dit was niet bedoeld als een kritiek op deze “moderne” vormen, doch eerder een vaststelling op basis van historisch onderzoek dat tegen de gangbare opinie inging.
Toen ik me in augustus 1977 permanent in Japan vestigde besloot ik in Iwama te gaan trainen onder Morihiro Saito shihan. Als ik achteraf terugkijk waarom ik Morihiro Saito shihan als leraar uitkoos, kan ik zeggen dat ik aangetrokken was door de nadruk op stevigheid en precisie van de techniek en door de opname van Aiki-ken en Aiki-jo in het trainingscurriculum. Ik weet zeker dat de nabijheid van het Aiki-schrijn (Aiki Jinja) en het feit dat de training in Iwama plaatsvond in de persoonlijke dojo van O’ Sensei ook factoren waren die meespeelden.
Ik moet eerlijk toegeven dat ik toen de technieken van Morihiro Saito ook niet zag als een getrouwe weergave van de technieken van O’ Sensei, hoewel hij dat claimde. Zijn Aikido zag er heel anders uit dan het Aikido van O’ Sensei dat ik kende van de filmpjes. Ik beschouwde hem als een meester in zijn eigen kunst, net zoals Koichi Tohei, Shoji Nishio, Seigo Yamaguchi en andere hoog bekwame leraren die een eigen stijl hadden ontwikkeld, geïnspireerd door O’ Sensei.
Ik herinner me duidelijk dat, hoewel toen mijn Japanse taalvaardigheden in dat stadium nogal beperkt waren, ik erin slaagde om met Morihiro Saito shihan te communiceren inzake mijn gedachten en mijn twijfels over zijn Aikido, als zou die dezelfde zijn als die van de stichter zoals hij beweerde. Mijn perceptie was gebaseerd op het feit dat Saito sensei’s techniek heel anders bleek te zijn dan de Aikido van O’ Sensei die ik op filmpjes had gezien. Enigszins geamuseerd op mijn scepsis en zonder twijfel mijn brutaliteit, gezien het feit dat ik zijn leerling was, legde Morihiro Saito shihan geduldig uit dat de reden voor mijn verwarring was dat het meeste wat er op film bewaard was gebleven demonstraties waren, en dat er een groot verschil was tussen wat O’ Sensei liet zien op demonstratiefilms en wat hij liet zien in de dojo in Iwama. Hij benadrukte dat het zijn verantwoordelijkheid was, en dat hij probeerde zo getrouw mogelijk het Aikido van O’ Sensei over te brengen. Het was niet zijn bedoeling om een “Saito Ryu Aikido” te ontwikkelen.
Ondanks zijn inspanningen bleef ik sterke twijfels hebben, ook als is mijn bewondering voor zijn technische vaardigheden nooit een kwestie geweest.
Dan, op een dag, ongeveer twee jaar na mijn aankomst interviewde ik Zenzaburo Akazawa, een vooroorlogse uchideshi van O’ Sensei uit de Kobukan-dojo periode. De heer Akazawa toonde me een technische handleiding, gepubliceerd in 1938, met de titel “Budo”, die ik nooit eerder had gezien. Het bevatte een vijftigtal technieken gedemonstreerd door de stichter zelf. Ik bladerde langzaam door de pagina’s en was verbaasd dat de uitvoering van de verschillende basistechnieken zoals, ikkyo, iriminage, shihonage, enz… identiek waren aan wat ik had geleerd in Iwama onder Morihiro Saito shihan. Hier was het de stichter zelf die liet zien wat ik beschouwde als Iwama-technieken. De heer Akazawa was zo vriendelijk me het boek uit te lenen en ik haastte me naar Saito shihan om het boek te laten zien.
Ik zal altijd terugdenken aan de scène toen ik aan de deur van Saito shihan aanbelde om hem te laten delen in mijn nieuwe ontdekking. Tot mijn verbazing had hij nog nooit het boek gehoord of gezien en nam er met veel genoegen kennis van. Hij zette zijn leesbril op en bladerde door de handleiding, zijn ogen scanden de technische sequenties aandachtig. Ik voelde me op dat moment zo onwennig en schuldig omdat ik getwijfeld had aan zijn stelling dat hij alles in het werk zette om getrouw de technieken van O’ Sensei te bewaren en weer te geven, en verontschuldigde me hiervoor. Saito shihan lachte, en uiteraard met veel plezier zei hij : “Pranin, ik heb het je nog zo verteld”. Sinds die tijd (vanaf ca. 1979) ging hij gewapend met een kopie van “Budo” naar zijn aikido seminars om te gebruiken als bewijs.
Het spreekt voor zich dat ik gedwongen was om toe te geven dat er tenminste één instructeur was om trouw de oorspronkelijke leer van de stichter door te geven.
Dit weerlegt echter mijn hypothese niet dat het moderne Aikido, zowel technisch als filosofisch weinig te maken heeft met de kunst van de stichter.
Beschouw het volgende. Als je naar de dojo’s van de grote meesters gaat zal je merken dat de bewegingen van de leerlingen sterk lijken op de bewegingen van hun leraar in kwestie. Laten we eerlijk zijn, het zouden maar arme leerlingen zijn indien ze niet alles in het werk zouden stellen om de bewegingen van hun leraar na te bootsen. Het is vaak mogelijk om studenten van een bepaalde leraar te identificeren in het kader van een grote demonstratie waarin deelnemers van verschillende dojo’s verschijnen aan de hand van de bewegingen. Waarom is er dan zo een groot verschil tussen de grote stijlen als alle shihans beweren onder de directe leiding van O’ Sensei te hebben gestudeerd? Hoe komt het dat er zo’n verschillen bestaan tussen de belangrijkste moderne aikido stijlen?
Er zijn in de loop der jaren enkele verklaringen gegeven voor deze verschillen. Eén van de verklaringen is dat de kunst van de stichter door de jaren heen grote veranderingen heeft ondergaan. Uiteenlopende studenten hebben bij hem in verschillende perioden getraind, daarom is hun aikido stijl niet hetzelfde. Anderen zeggen dat O’ Sensei verschillende zaken heeft onderwezen aan individuele studenten overeenkomstig hun karakter en bekwaamheid. Geen van die argumenten vond ik overtuigend genoeg. Toen ik vele jaren geleden de Asahi News film uit 1935 ontdekte was ik verrast te zien hoe ‘modern’ de kunst van de grondlegger was, zelfs in dat vroege stadium. Bovendien onderwees O’ Sensei gewoonlijk groepen en geen individuen, wat weerlegt dat hij zijn lessen aangepast heeft aan de behoeften van individuele studenten.
Mijn hypothese voor de uiteenlopende stijlen is dat er maar weinig studenten lange tijd bij O’ Sensei hebben getraind. Yoichiro Inoue, een neef van Ueshiba, Gozo Shioda ( de grondlegger van Yoshinkan Aikido), en Tsutomu Yukawa, O’ Sensei’s vooroorlogse uchideshi’s studeerden maximaal zo’n 5 à 6 jaar bij hem. Dat was zeker genoeg om vaardig te worden in de kunst, doch onvoldoende om zich het enorme repertoire van Aiki-budo (zoals Aikido toen nog heette), met de vele verfijningen eigen te maken. De meeste van deze krachtige jonge mannen werden vroegtijdig gedwongen hun krijgskunst te staken en hun militaire dienstplicht te vervullen. Verder heeft slechts een handvol van deze vroege deshi na de oorlog hun training hervat.
Hetzelfde kan gezegd worden van de naoorlogse periode. Tot de ingewijden uit deze periode behoren Sadateru Arikawa, Hiroshi Tada, Seigo Yamaguchi, Shoji Nishio, Nobuyoshi Tamura, Yasuo Kobayashi, en later Yoshimitsu Yamada, Mitsunari Kanai, Kazuo Chiba, Seiichi Sugano, Mitsugi Saotome en, een aantal anderen. Shigenobu Okumura, Koichi Tohei en Kisaburo Osawa vormen een wat afwijkende groep, want zij begonnen hun training vlak voor de tweede wereldoorlog en werden meester na de oorlog. Geen van deze leraren studeerden lange tijd direct onder O’ Sensei. Dit lijkt misschien een schokkende uitspraak, maar laten we eens naar de historische feiten kijken.
Voor de tweede wereldoorlog gebruikte O’ Sensei de Kobukan Dojo in Tokyo als zijn basis, maar hij was zeer actief in de Kansai regio (hiertoe behoren de prefecturen van Nara, Wakayama, Kyoto, Osaka, Hyogo, en Shiga). Soms worden Fukui, Tokushima en Mie er ook bij gerekend). Sterker nog, hij had zelfs op een bepaald moment een huis in Osaka. In de loop der jaren is mij duidelijk geworden door het luisteren naar de getuigenissen van de “oldtimers” dat O’ Sensei veel heeft rondgereisd en maandelijks één tot twee weken niet aanwezig was in de Kobukan Dojo. Daarnaast werden de eerste uchideshi’s zeer snel leraar dankzij de zich snel ontwikkelende populariteit van de kunst en de verreikende activiteiten van de door Omoto-religie gesponsorde Budo Senyokai (maatschappij ter bevordering van krijgskunsten) onder leiding van O’ Sensei. Kortom, deze pioniers studeerden relatief korte periodes bij O’ Sensei en zagen hem in beperkte mate wegens zijn frequent reizen. Bovendien waren ze zelf vaak onderweg omdat ze ergens anders moesten les geven.
In de jaren tijdens en kort na de oorlog leefde O’ Sensei teruggetrokken in Iwama. In het midden van de jaren ’50 begon hij zijn reizen te hervatten met af en toe een bezoek aan Tokyo en de Kansai regio. Aan het eind van de jaren ’50 ging hij vaker op reis, en niemand wist waar hij op een bepaald moment zou zijn. Hij verdeelde zijn tijd tussen Iwama, Tokyo en zijn favoriete plekjes in Kansai, waaronder Osaka, Kameoka, Ayabe, zijn geboorteplaats Tanabe, en Shingu. Hij ging zelfs op bezoek bij Kanshu Sunadomari in het ver afgelegen Kyushu. Ik herinner me dat Michio Hikitsuschi zei dat O’ Sensei meer dan zestig keer Shingu bezocht na de oorlog. Dit liep over een periode van twaalf tot vijftien jaar, we kunnen dus stellen dat O’ Sensei vier tot zes maal per jaar in de Kansai regio vertoefde.
De oplettende lezer zal zonder twijfel zien waar ik heen wil. O’ Sensei gaf geen les op regelmatige basis in Tokyo na de oorlog. En als hij op de tatami verscheen was het om vooral te spreken over esoterische onderwerpen die het begrip van de aanwezige studenten totaal te boven ging. De belangrijkste leraren in de Hombu Dojo te Tokyo na de oorlog waren Koichi Tohei en Kishomaru Ueshiba. Zij werden bijgestaan door Okumura, Osawa, Arikawa, Tada, Tamura en de daaropvolgende generatie uchideshi zoals hierboven vernoemd.
Wat ik probeer duidelijk te maken is dat Morihei Ueshiba NIET de belangrijkste figuur was in de Hombu Dojo. Hij gaf er NIET dagelijks les en het was ook niet te voorspellen wanneer hij er les zou geven. Als hij er al was gaf hij voornamelijk les over filosofische onderwerpen.
Koichi Tohei en Kishomaru Ueshiba zijn het meest verantwoordelijk voor de ontwikkeling van Aikido binnen het Aikikai Hombu systeem. Net zoals dat voor de oorlog gebeurde gingen de uchideshi’s na relatief korte leertijd buiten de Hombu Dojo lesgeven aan verenigingen en universiteiten. Deze periode werd ook gekarakteriseerd door dan-inflatie. Veel van deze jonge leerlingen kregen er elk jaar een dangraad bij. In een aantal gevallen sloegen ze zelfs dan-graden over.
Dat betekent dat NIET O’ Sensei verantwoordelijk is voor de verspreiding van aikido na de oorlog, maar dat Koichi Tohei en Kishomaru Ueshiba dat zijn. Het betekent dat de gemeenschappelijke visie van de verspreiding van Aikido na de oorlog onder de leiding van O’ Sensei fundamenteel fout is. Het betekent verder dat O’ Sensei Morihei Ueshiba nauwelijks betrokken was bij de instructie en/of beheer van Aikido in de na-oorlogse jaren. Hij was al lang met pensioen en erg gericht op zijn persoonlijke training, spirituele ontwikkeling, reizen en sociale activiteiten. Ook moet worden opgemerkt dat, ondanks het stereotype beeld dat wordt neergezet als zachte, vriendelijke oude man, hij ook bekend stond als bezitter van doordringende ogen en een heroïsch temperament. Zijn aanwezigheid werd niet altijd op prijs gesteld in de Hombu Dojo. Dit was te wijten aan zijn kritische opmerkingen en frequente uitbarstingen.
Dit is de waarheid zoals bevestigd door diverse getuigen uit eerste hand. In het verleden had ik al bepaalde vermoedens laten doorschemeren, maar pas onlangs was ik er zeker genoeg van, mede door het zware bewijs dat ik verzamelde uit verschillende bronnen uit de onmiddellijke omgeving van de stichter. Ik kan niet zeggen of deze opmerkingen noodzakelijk zullen bijdragen tot de ontwikkeling van de beoefenaars, of dat ze zullen helpen om dichter tot hun doel te komen, maar ik hoop oprecht dat het licht van de waarheid doorschijnt over een belangrijk onderwerp en dat toegewijde beoefenaars een dieper inzicht en begrip krijgen waarop hun oordeel is gebaseerd. Ik hoop tevens dat de sleutelfiguur van Koichi Tohei die de laatste jaren op een zijspoor werd gezet op de juiste waarde wordt geschat.